Minister Dennis Wiersma: ‘Leraren moeten meer ruimte krijgen voor wat écht belangrijk is’
Het masterplan basisvaardigheden krijgt zowel lof als kritiek, en roept vooral ook vragen op bij leraren. Want hoe breng je dit als school in de praktijk, zeker in tijden van een zorgwekkend lerarentekort? Hoe zit het nu met die basisteams? En zorgt een focus op die vaardigheden niet voor nog meer toetsdruk? Onze ambassadeur Angela Esajas (oud-Leraar van het Jaar en zelf leerkracht) voerde namens Leraar24 een kritisch maar goedgemutst gesprek met minister Dennis Wiersma van Primair en Voortgezet Onderwijs.
Kunt u uitleggen waarom het masterplan basisvaardigheden zo belangrijk voor u is?
“Als je in Nederland de basis beheerst van goed lezen, rekenen en schrijven, snap je de inhoud van een boek en kun je later een studie gaan doen. Het helpt je om de informatie te begrijpen die je leest op internet. Je kunt daardoor waarheden en onwaarheden van elkaar onderscheiden. Of je kunt een sollicitatiebrief schrijven en je bankzaken regelen. Heel veel zaken beginnen met lezen, rekenen en schrijven. Tweeënhalf miljoen mensen hebben hier moeite mee. Als wij willen voorkomen dat onze kinderen later bij die groep mensen aansluiten, moeten we er nu alles aan doen om hen in ieder geval die basis mee te geven.”
Denkt u dat het huidige niveau van de basisvaardigheden ook te maken heeft met het huidige leerkrachtentekort?
“Ik denk dat alles wat in het onderwijs ingewikkeld is, samenhangt met of je voldoende mensen kunt vinden. Maar ook of de mensen die er zijn het gevoel hebben dat ze hun werk kunnen doen. Ik denk dat we nu heel veel verwachten van leraren en dat we duidelijker moeten zijn over wat echt belangrijk is.”
Waarom vallen nu juist deze vaardigheden onder basisvaardigheden?
“De echte basis is lezen, rekenen en schrijven. Burgerschap en digitale vaardigheden zitten nu niet of onvoldoende in het curriculum. We vinden die twee zaken wel heel belangrijk, daarom noemen we burgerschap en digitale geletterdheid zo specifiek bij de basisvaardigheden.”
In het masterplan staat de bijscholing en nascholing van leraren centraal. Wat bedoelt u daarmee?
“Als je met elkaar in het onderwijs een stap wilt maken door de focus op de basis te leggen, dan moeten we er ook voor zorgen dat leraren daar tijd voor hebben. Niet alleen maar om goed les te geven, maar ook om na te denken over de lessen die je geeft en hoe je die voorbereidt. Dat kun je professionalisering noemen, of bijscholing. Eigenlijk normale dingen, die er nu soms bij inschieten. Dat bedoel ik met extra ruimte maken voor leraren.”
Ik ben zelf leerkracht en wil mezelf ook constant blijven ontwikkelen. Om me heen zie ik collega’s die dat ook willen. Maar er is gewoon geen mankracht. Dus hoe zou u dit dan concreet willen oplossen?
“Ik begrijp heel goed dat je soms denkt: hoe ga ik dit überhaupt rond krijgen? Dan is het mooi om extra uren te krijgen en iemand anders te vragen om te helpen of te ontzorgen. Dat hoeft niet altijd een bevoegde leraar te zijn. Het is belangrijk dat lessen in de basisvaardigheden wel door een bevoegde leraar worden gegeven en dat daar voldoende tijd voor is. Die tijd moeten we garanderen. Je moet je goed kunnen voorbereiden en je moet ruimte hebben voor begeleiding van de leerling.
Op het gebied van werkdruk hebben we daarom in het voortgezet onderwijs driehonderd miljoen euro vrijgemaakt. Honderdvijftig miljoen hebben we besteed aan veertig uur extra individueel keuzebudget bovenop de vijftig uur die een leraar al had. Dat is dus bijna een verdubbeling. Je kunt deze uren inzetten voor het verlichten van werkdruk. Voor de andere 150 miljoen kunnen leraren samen een plan voor hun school bedenken om de werkdruk te verlichten. Bijvoorbeeld door iemand te vinden die kan surveilleren, een deel administratie kan doen, of organisatiewerk van je kan overnemen. Dat hoeft niet altijd een docent te zijn.
Daarnaast zijn er dus extra uren afgesproken voor professionalisering: om je lessen voor te bereiden en je kennis up-to-date te houden. Maar dat vraagt wel om genoeg helpende handen om de school heen. Daarom moeten we de samenleving nog meer vragen om ons hierbij te helpen.”
U heeft het in het masterplan ook over basisteams. Wie zijn die experts en welke middelen zetten zij in?
“Dit is een belangrijke vraag. Want over basisteams hoor je misschien veel mensen spreken, misschien vraag je je af wat dat zijn, misschien vind je er iets van. Of je denkt: hoe kunnen ze bij OCW ineens wel mensen vinden voor mijn school, die ik zelf niet kan vinden? We willen proberen een aantal scholen extra te helpen. Dat betekent dat we aan de scholen vragen wat zij van ons nodig hebben om hun werk nog beter te kunnen doen. Iemand van het ministerie komt echt met jou dat gesprek voeren om te onderzoeken wat er nodig is. We proberen vervolgens met jouw school zo’n basisteam te organiseren. De mensen die daarvoor nodig zijn gaan wij zoeken, binnen allerlei organisaties die we kennen. Er zijn bijvoorbeeld binnen het ministerie mensen die veel kennis hebben, die zetten we in om te helpen. Eind 2022 hebben we honderdvierenveertig gesprekken afgerond. Dan hoop ik al snel een start te maken met die basisteams op scholen. We krijgen hier positieve reacties op en gaan er de komende jaren mee door. Dus als je daar behoefte aan hebt, is er ruimte om hulp te krijgen van zo’n team.”
Sommige experts in onderwijsland vinden dat wij een toetscultuur hebben. Dat kinderen ook de ruimte moeten krijgen om na te denken over hun eigen identiteit en hun rol in de wereld. Wat vindt u van de kritiek dat het masterplan te veel op toetsen gericht is?
“Als er angst is omdat er veel wordt getoetst, en ook nog slechts op een smal deel, dan moeten wij er alles aan doen om te zorgen dat die angst niet bewaarheid wordt. Want dat is niet wat we willen. Ik bedenk geen toetsen. Ik zeg alleen dat we zien dat die basisvaardigheden afnemen en dat we willen dat die omhoog gaan.
De basisvaardigheden lenen zich goed voor combinaties met andere vakken. Met geschiedenis bijvoorbeeld, als je leerlingen een boek wilt laten lezen. Het helpt als we in ieder geval goed zicht krijgen op hoe het staat met hun basisvaardigheden. Daar heb je misschien een toets voor nodig, maar dat betekent niet dat er automatisch nog honderd andere toetsen nodig zijn. We willen duidelijkheid scheppen in wat er in ieder geval moet. Als het goed is, geeft dat veel ruimte omdat er dus ook veel dingen níet moeten. Het masterplan moet dus niet leiden tot meer toetsen, maar wel tot inzichten: wat moeten we in ieder geval doen en wat willen we weten? Dan weet je of er nog werk aan de winkel is en kun je op basis daarvan extra geld en hulp krijgen.”
U zegt dat leraren u altijd kunnen benaderen. Waar kunnen we u bereiken?
“Of je nu een vraag hebt of een klacht, je kunt me bereiken op dennis@minocw.nl.”