Dankzij de META-methode worden leerlingen beter in wiskunde
onderzoek
vo

Dankzij de META-methode worden leerlingen beter in wiskunde

Als je bij wiskunde de eerste stap niet goed zet, dan kom je in de problemen bij de vervolgstappen. Wiskundeleraren Rodica Ernst-Militaru en Plonie Nijhof ontwikkelden de META-methode, waarbij leerlingen zich bewust worden van het proces van probleem oplossen door zichzelf daarover vragen te stellen. Deze methode werpt haar vruchten af.

De META-methode laat leerlingen binnen de les oefeningen maken die hen helpen een wiskundig probleem in stapjes aan te pakken. Hierbij komen diverse metacognitieve strategieën aan bod. Daarmee is de META-methode ruimer en actiever dan het veelgebruikte modeling waarbij de leraar het probleemoplossen alleen zelf voordoet.

Meer grip op het probleem

Een van de oefeningen heeft tot doel leerlingen te trainen in het zichzelf vragen stellen over het probleem met behulp van de META-kaart. Zo leren zij te identificeren in welke fase van het oplossen ze vast zijn gelopen en wat ze kunnen doen om het probleem verder op te lossen. Ernst-Militaru en Nijhof zien dat leerlingen dit in het begin lastig vinden omdat het hun werktempo vertraagt. Maar naarmate leerlingen meer gewend raken aan de aanpak, wordt de weerstand minder.

Nijhof: “Een aantal leerlingen vroeg specifiek naar een nieuwe kaart aan het begin van een nieuw hoofdstuk.” Ook ontwikkelen leraren en leerlingen samen een vocabulaire om over het proces van oplossen te praten. Doordat de leerling zelf benoemt welke signaalwoorden hij heeft gezien en de keuze van zijn oplosmethode kan toelichten, ziet de leerling ook beter dat bewuste stappen gezet moeten worden om tot een goed antwoord te komen. Het maakt dat leerlingen meer grip krijgen op het oplossingsproces.

Onderzoek toont positieve resultaten

In het onderzoek dat de leraren samen met Maastricht University uitvoerden, is gekeken of het gebruik van de META-methode verbetering brengt in het gebruik van metacognitieve vaardigheden en de leerresultaten van leerlingen bij wiskunde. Het onderzoek werd opgezet als een experiment onder ruim 700 leerlingen van twee scholen. Met een vragenlijst (de Motivated Strategies for Learning Questionnaire) is gekeken of de inzet van deze metacognitieve vaardigheden was toegenomen gedurende het jaar.

Door het gebruik van de zelfontwikkelde META-kaarten, mindmaps en de expliciete bespreking van het nut van de inzet van metacognitie werd de score op metacognitieve zelfregulatie, kritisch denken, elaboreren en reguleren van inspanning significant hoger. Een deel van de leerlingen haalde betere cijfers voor wiskunde, met name de leerlingen met een score in het tweede kwart van de klas (net onder het gemiddelde). De methode werd ook gebruikt bij economie en management en organisatie. Daar werden geen resultaten gevonden, maar dat kan komen omdat het aantal leerlingen dat meedeed aan het onderzoek (te) klein was.

Trainen van leraren heeft tijd nodig

Het aanleren om expliciet aandacht te besteden aan metacognitieve vaardigheden is best lastig. Pas als de leraar zelf metacognitief vaardig is, kan hij/zij deze vaardigheden overdragen op de leerlingen.

Het trainen van de leraren is een proces dat tijd nodig heeft. Nijhof en Ernst-Militaru trainden zelf hun collega’s. Collega’s vertelden: “Ik heb telkens expliciet aandacht moeten besteden aan de methode. Het ging eigenlijk nooit vanzelf. Dat was wel vermoeiend en niet altijd even motiverend.” De vier trainingen waren daarom van groot belang voor de onderlinge uitwisseling van ervaringen, theoretische ondersteuning en motivatie van de deelnemende leraren.

Nijhof en Ernst-Militaru verwachten dat de leerresultaten voor meer leerlingen beter kunnen worden als leraren, ook bij andere vakken, de methode langer en intensiever gaan inzetten.

Meer weten?

Blijf op de hoogte

Vandaag in je mailbox. Morgen toe te passen in de klas. Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en ontvang praktische tips, actuele informatie en ideeën voor jouw dagelijkse onderwijspraktijk.