Zet onderwijsassistentie slim in en vergroot je werkgeluk
onderzoek
po

Zet onderwijsassistentie slim in en vergroot je werkgeluk

Verdeel de taken in je team op interesse en expertise, en zet onderwijsassistentie slim in. Op die manier kun je elkaar ontlasten, de werkdruk verlagen en het werkgeluk verhogen. Onderzoeker Nienke Woldman licht toe hoe dat werkt, en pedagogisch medewerker Diane Smit en intern begeleider Sanne Seugling vertellen hoe ze dat aanpakken.

© Paul Voorham

Bij veel scholen is de rolverdeling in het team van oudsher dezelfde, maar wat als je er met frisse ogen naar kijkt? Dat was het uitgangspunt van onderzoek van de Wageningen Universiteit (WUR) en Tilburg University (UvT) in opdracht van het Ministerie van OCW. Nienke Woldman, onderzoeker aan de WUR: “We onderzochten taakdifferentiatie in teams – welk effect heeft het verdelen van de rollen op basis van expertise en interesse op de werkdruk en het werkgeluk? Hoe zet je een onderwijsassistent effectief in? En is dit mogelijk een oplossing voor het lerarentekort?”

Onderwijsassistentie is niet één persoon

Scholen zetten onderwijsassistenten vooral in voor het ondersteunen en begeleiden van de leerlingen, en daarnaast voor surveillance of als pleinwacht. Dit kan de werkdruk verminderen. “Ook in de literatuurstudie zagen we dat leraren minder werkdruk ervaren als ze ondersteund worden door een assistent, mits dit onder een aantal voorwaarden gebeurt”, vertelt Woldman. Denk aan het opnemen van assistentie in de onderwijsvisie, het breder definiëren van het begrip assistentie, en taakverdeling op basis van interesse en expertise. Aan die voorwaarden ontbreekt het nog wel eens, bijvoorbeeld door onduidelijkheid over het groeiende aantal soorten onderwijsassistentie als gevolg van nieuwe opleidingen. “Schoolleiders zien niet altijd het verschil tussen deze soorten, of weten niet hoe ze de assistenten optimaal kunnen inzetten.”

Zo is er niet altijd een heldere visie op de rol die onderwijsassistentie moet spelen binnen de school. Volgens Woldman wordt onderwijsassistentie vaak nog opgehangen aan een specifiek individu, terwijl deze rol in werkelijkheid door verschillende personen vervuld kan worden, zoals door pedagogische medewerkers, overblijfmedewerkers of vanuit de buitenschoolse opvang (BSO). En ook de leraren zelf en andere personeelsleden kunnen elkaar ondersteunen. Denk aan een academische leraar met een specialisatie, of iemand van de ICT-afdeling. Vaak gebeurt dit overigens al, zonder dat er duidelijke afspraken over zijn gemaakt. Een meer structurele en expliciete aanpak kan volgens Woldman een groot verschil maken in de ervaren werkdruk en daarmee in het werkgeluk van zowel de leraren als de assistenten.

Focus op talenten

“Mijn affiniteit ligt niet bij knutselen, dus vraag ik mijn collega – die dat wel leuk vindt – de knutsellessen te geven”, vertelt intern begeleider (en voormalig leerkracht) Sanne Seugling van openbare basisschool La Res, in Enschede. Zelf is ze goed in het geven van natuurlessen en bijvoorbeeld in het zoeken naar insecten, en daar krijgt haar collega weer de kriebels van. La Res werkt sinds de overgang naar een nieuw onderwijsconcept in units waarbij de inhoudelijke focus ligt op talenten. De units bestaan uit twee klassen met een deur ertussen, waarbij de leraar dan weer in het ene, dan weer in het andere lokaal aanwezig is voor uitleg. De pedagogisch medewerker doet hetzelfde voor begeleiding. Dankzij flexibele onderwijstijden wisselen twee leraren elkaar gedurende de week af. Zo zijn steeds drie professionals verantwoordelijk voor twee klassen.

Pedagogisch medewerker Diane Smit werkte voorheen in de kinderopvang. Nu werkt ze op La Res met kleuters en geeft ze begeleiding, herinstructie, sociaal-emotionele lessen en knutsellessen. “Ik begeleid de leerlingen bijvoorbeeld met begrijpend luisteren, terwijl de leraar in de klas ernaast rekeninstructie geeft.”

Specialisatie vanuit interesse

Bepaalde onderdelen van de verschillende rollen liggen vast. Zo geeft Smit niet zelfstandig les, maar herhaalt ze wel wat de leraar uitgelegd heeft. Daarnaast ligt de focus van de pedagogische medewerkers vooral op sociaal-emotionele ontwikkeling, die van de leraren op didactische en sociaal-emotionele ontwikkeling. Seugling: “Daarnaast hebben we regelmatig overleg met elkaar, geven we elkaar feedback en praten we openhartig over persoonlijke talenten.”

Volgens onderzoeker Woldman is het belangrijk dat ook andere scholen het begrip onderwijsassistentie niet langer strikt koppelen aan een specifieke functie of persoon, maar dat ze het als een overkoepelende taak van alle betrokkenen gaan zien. “De taakdifferentiatie kun je op allerlei manieren vormgeven. We ontdekten dat specialisatie vanuit eigen interesses bijvoorbeeld zorgt voor minder werkdruk en meer werkgeluk.” Dit vraagt wel om goede onderlinge afstemming – dat kost eerst tijd en energie, maar levert uiteindelijk ook weer tijd en energie op. Ook de mogelijkheid van en stimulering tot doorontwikkeling heeft, zo blijkt uit haar onderzoek, een groot positief effect op het ervaren van werkgeluk.

Langetermijnvisie

Seugling denkt dat de aanpak van haar school mogelijk ook invloed heeft op het lerarentekort: “We hebben meer plezier in ons werk, de werkdruk is minder en het ziekteverzuim is vele malen lager.” Ook de flexibiliteit en inzetbaarheid van collega’s is toegenomen. Tijdens corona liep het verzuim op en de invalpool voor leraren was niet toereikend, maar er waren wél onderwijsassistenten beschikbaar. “Zo kan het onderwijsproces bij ons doorlopen, terwijl dit bij andere scholen misschien niet lukt. We hebben maar zelden een groep naar huis moeten sturen.”

Het feit dat drie professionals zicht hebben op de ontwikkeling van een kind, haalt eveneens druk van de ketel. Zo krijgt Smit, beter dan de leraar dat kan, een beeld van de thuissituatie van een leerling doordat ze ook bij de BSO werkt. “Ik spreek de ouders vaker en omdat de sfeer op de BSO vrijer is, heb ik een ander contact met de kinderen. Zo kan ik meer context geven aan vorderingen op school.” Met drie professionals is het bovendien gemakkelijker om taken of lessen van elkaar over te nemen, bijvoorbeeld als een collega naar de dokter moet. Daardoor zijn er weinig invallers nodig.

Elke stap is winst

Uit het onderzoek van Woldman blijkt dat onderwijsassistentie (in welke vorm dan ook) de werkdruk verlaagt wanneer er goede afspraken zijn, wanneer er voldoende autonomie en regie in de teams aanwezig is, en wanneer er sprake is van strategisch personeelsbeleid en een langetermijnvisie. Woldman tipt: “Neem in ieder geval de rol van assistentie concreter op in je onderwijsvisie. Staar je niet blind op de titel ‘assistent’, maar kijk eens vanuit de professionele ontwikkeling op de lange termijn. Waar is deze persoon goed in en wat vindt hij of zij leuk? Praat over de rollen in het team, en of er nu grote of kleine rollen uit volgen: alles is winst.”

Met dank aan Aniek Draaisma en Piety Runhaar. 

Meer weten?

Blijf op de hoogte

Vandaag in je mailbox. Morgen toe te passen in de klas. Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en ontvang praktische tips, actuele informatie en ideeën voor jouw dagelijkse onderwijspraktijk.