Hoe objectief beoordeel jij je leerlingen?
onderzoek
po vo

Hoe objectief beoordeel jij je leerlingen?

Er zijn honderden momenten op een dag waarop je als leraar snel moet reageren. Wie geef je extra instructie, wie corrigeer je en wie geef je extra uitdaging? Op dit soort momenten kunnen jouw denkbeelden en verwachtingen over leerlingen een rol spelen en je handelen beïnvloeden. Hoe voorkom je dit en vergroot je kansengelijkheid in de klas?

In de klas geeft een leraar een leerling uitleg
© Rijksoverheid – SVD

Leerlingen pikken veel op, zelfs subtiele verschillen in non-verbaal gedrag, zegt Lisette Hornstra, universitair hoofddocent aan Universiteit Utrecht. Ze verwijst naar het onderzoek van Elisha Babad uit de jaren negentig. In dat onderzoek kregen leerlingen van verschillende leeftijden korte videofragmenten te zien van docenten die over of tegen een leerling spraken van wie ze hoge of lage verwachtingen hadden. Ze beoordeelden de docenten met en zonder geluid.

Wat bleek? Als docenten over of met een leerling van wie ze hoge verwachtingen hadden spraken, werd die leerling door de testgroep positiever beoordeeld dan wanneer het om een leerling ging van wie de docent lage verwachtingen had. Het onderzoek laat zien dat verwachtingen die leraren van leerlingen hebben, voelbaar zijn in hun gedrag. 

Toets je verwachtingen

Volgens Hornstra halen leerlingen op deze manier ook veel informatie uit het directe handelen en de non-verbale communicatie van hun leraren. “Wat we in de praktijk vaak zien, is dat leraren geneigd zijn langer te wachten op het antwoord van een leerling van wie ze hoge verwachtingen hebben, dan op dat van een leerling van wie ze minder verwachten. Dat is meestal goed bedoeld, je wilt het niet ongemakkelijk maken voor een leerling en gaat daardoor snel door naar de volgende, maar je geeft onbedoeld het signaal af: ik denk dat jij het antwoord niet weet.”

Handelen vanuit je denkbeelden en verwachtingen, kan een valkuil zijn. Gelukkig zijn er ook manieren om dat te voorkomen, zegt Hornstra. “Zorg dat je beschikt over accurate, objectieve informatie over je leerlingen, zodat je je verwachtingen vooraf kunt toetsen. Gebruik bijvoorbeeld wisbordjes, stel een quizvraag of doe een andere objectieve check. Zo weet je wie het al begrijpt en wie het nog lastig vindt. Daar kun je vervolgens je handelen op afstemmen. Blijf jezelf continu objectief toetsen: klopt het wat ik denk? Daarmee voorkom je dat je je laat leiden door denkbeelden die door vooroordelen zijn gekleurd.”

Wissel niveaugroepen af

Hornstra waarschuwt ook voor het rigide werken met niveaugroepen. “Leerlingen weten heel goed wie in welk groepje zit en wat dat betekent.” Als leerlingen het gevoel hebben vast te zitten in een niveaugroep, geef je ze weinig kans om te groeien. Terwijl ze meer laten zien ze meer uitdaging krijgen of zich kunnen optrekken aan leerlingen uit een andere niveaugroep. 

Wissel niveaugroepen regelmatig af en toets binnen die groepen wat een leerling aankan. Het ene taal- of rekenonderwerp kan lastig zijn voor een leerling, maar dat hoeft niet voor alle taal- of rekenonderwerpen te gelden. Hornstra: “Probeer per onderwerp te beoordelen wie het begrijpt, wie extra ondersteuning nodig heeft en welke leerlingen goed kunnen samenwerken.”  

Daag leerlingen uit

Van een leerling die voortdurend wordt gecorrigeerd, ontstaat snel het beeld van ‘lastige leerling’. De leerling gaat zich daar vervolgens naar gedragen. Dit geldt ook bij het hebben van lage verwachtingen: het risico bestaat dat je minder uitdagend materiaal aan gaat bieden waardoor de leerling geen kans krijgt om te laten zien wat hij kan. Hornstra: “Met realistische, hoge verwachtingen en voldoende uitdaging, kan een leerling juist boven zichzelf uitstijgen. Durf ambitieuze doelen te stellen en vraag je af wat de leerling van jou nodig heeft om dat doel of niveau te bereiken.”  

Geef leerlingen vrijheid en autonomie

Verwachtingen hangen nauw samen met de mate van autonomie die je leerlingen geeft. Onderzoek laat zien dat leerlingen van wie meer wordt verwacht, meer vrijheid en autonomie krijgen dan leerlingen van wie de verwachtingen lager zijn (pdf). Die laatste groep krijgt vaker directief en sturend onderwijs. Dit type onderwijs leidt sneller tot een oplossing en daagt leerlingen minder uit er zelf een te vinden.

“Het is belangrijk dat alle leerlingen autonomie krijgen, binnen voldoende structuur”, benadrukt Hornstra. “Autonomie en structuur worden vaak als tegenpolen gezien, maar ze kunnen juist goed samengaan. Sommige leerlingen hebben meer houvast of ondersteuning nodig, maar ook binnen die kaders kun je ze keuzes geven. Gebruik objectieve vragen om het niveau te bepalen en bied adaptieve, gerichte ondersteuning. Zo help je leerlingen zelf tot een oplossing te komen en geef je iedereen gelijke kansen.”

Zo word je je bewust van je verwachtingen

NRO ontwikkelde de leidraad Onderwijs vanuit hoge verwachtingen met zes aanbevelingen. De eerste aanbeveling? Wees je bewust van je verwachtingen van leerlingen. Een praktische manier om met die aanbeveling aan de slag te gaan is samen met een collega in 60 seconden een leerling omschrijven en vervolgens op de uitkomsten reflecteren. Deze activiteit maakt je onder andere bewust van de kenmerken op basis waarvan je naar je leerlingen kijkt. Je ziet daardoor scherper hoe het beeld dat je hebt van leerlingen mogelijk gevolgen heeft voor je gedrag, en hoe je dat gedrag bewust of onbewust zou kunnen sturen.

Meer weten?

Blijf op de hoogte

Vandaag in je mailbox. Morgen toe te passen in de klas. Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en ontvang praktische tips, actuele informatie en ideeën voor jouw dagelijkse onderwijspraktijk.