Leren wat vrijheid van meningsuiting is met minder gevoelige cartoons
actueel
Burgerschap vo mbo

Leren wat vrijheid van meningsuiting is met minder gevoelige cartoons

Het tonen van politiek gevoelige cartoons in de les kan grote gevolgen hebben. Het leidde in Parijs tot de moord op geschiedenisleraar Samuel Paty en in Nederland tot het onderduiken van twee leraren. Het bespreken van wat vrijheid van meningsuiting betekent, is daardoor voor veel leraren ingewikkelder geworden. Maar dat is geen reden om het niet te doen, vindt lerarenopleider maatschappijleer Jasper Rijk.

Jasper Rijk wil één ding duidelijk hebben. Als individu vindt hij dat je iedere cartoon moet kunnen laten zien in een klas. Maar vanuit zijn rol als oud-leraar en lerarenopleider maatschappijleer aan Fontys Tilburg denkt hij er genuanceerder over. “Een leraar wil zijn leerlingen iets leren. Als ik de waarde van vrije meningsuiting wil bespreken, dan moet ik niet de helft van de klas op de kast jagen met een cartoon die bij hen gevoelig ligt. Daar bereik ik mijn lesdoel niet mee.”

Je doel bereiken met minder controversiële spotprenten

Volgens Jasper Rijk zijn er voldoende manieren om zonder escalatie gevoelige maatschappelijke thema’s aan te kaarten. Het is naar zijn mening niet de bedoeling dat leraren politieke statements maken. “Wij zijn leraren. Ons doel is om onze leerlingen te leren wat vrijheid van meningsuiting is.” Wat hem betreft getuigt het van professionaliteit als je dat doel weet te bereiken met minder controversiële spotprenten. Hij vindt het tegelijkertijd een slecht teken dat leraren rekening moeten houden met dit soort gevoeligheden. “Maar dat is nu eenmaal een gevolg van de gepolariseerde samenleving waarin we leven.”

Juist wel cartoons in de klas

Als het aan Rijk ligt toon je dus juist wel cartoons in de klas. “Een cartoon is een fantastisch didactisch instrument: het roept vragen op, activeert voorkennis, laat leerlingen nadenken, een oordeel vormen en onderbouwen.” In sommige groepen kun je zelfs de cartoons die nu veel stof doen opwaaien ook goed tonen. Maar doe dat niet als je vermoedt dat het mogelijk leidt tot nodeloze escalatie. Wees in zo’n geval creatief en zoek iets wat je wél kunt laten zien. Denk aan een spotprent uit het verleden. Rijk zelf gebruikt soms een cartoon met koningin Wilhelmina als prostituee. Een spotprent die in de jaren zestig veel los maakte. Je kunt je leerlingen uitleggen dat die cartoon juridisch valt onder het recht van vrije meningsuiting. Dat betekent dat ze op basis van datzelfde recht die spotprent slecht, lelijk of kwetsend mogen vinden. Je laat zien dat cartoons gebruikt worden als middel om spot te drijven en kritiek te leveren. En dat het – in Nederland – een legitiem democratisch middel is om ongenoegen te uiten.

Andere maatschappelijke thema’s veilig bespreken

Vrijheid van meningsuiting is niet het enige maatschappelijke thema dat besproken wordt in de klas. Hoe ga je om met andere gevoelige thema’s? Rijk geeft aan dat je je eerst altijd af moet vragen wat je een leerling wilt leren. Probeer ook hier met voorbeelden te komen die minder polariserend zijn. Hij noemt als voorbeeld de zwartepietendiscussie. “Veel leraren gingen die discussie uit de weg, omdat het een mijnenveld in de klas was. Een gesprek met je leerlingen wordt dan al snel contraproductief. Je kunt beter het gesprek aangaan over discriminatie in het voetbal, dat werkt minder polariserend en je bereikt hetzelfde.”

Burgerschap vraagt inspanning van de héle school

Leraren die geen maatschappijleer geven kunnen zich onzeker voelen als het gaat om het voeren van dit soort discussies in de klas. Toch is dat volgens Rijk geen reden om het niet te doen. “Lees er veel over en volg eventueel een cursus. De kans is klein dat zulke maatschappelijke thema’s jouw klas overslaan. Er kan altijd een leerling binnenkomen en je uitdagen. Hoe ga je daar dan mee om?” 

Leraren maatschappijleer zijn geschoold in het voeren van dialogen over maatschappelijke thema’s. Door de nieuwe wet burgerschapsonderwijs wordt hun rol op school groter. Maar dat betekent niet dat de inspanning om iets met dit onderwerp te doen alleen op hun schouders ligt. Het vraagt inzet van de héle school, dus van alle leraren. Rijk: “Je kunt natuurlijk wel altijd een beroep doen op de leraar maatschappijleer. Speelt er iets in je klas of vind je dat je klas er ondemocratische ideeën op nahoudt, overleg dan met de leraar maatschappijleer. Een leraar biologie die merkt dat zijn leerlingen onvoldoende kunnen rekenen, overlegt ook met de leraar wiskunde.”

Behandel burgerschap als een praktijkvak

Het bespreken van gevoelige thema’s is iets dat zich niet goed leent voor online onderwijs. Jasper denkt dat je een vak als burgerschap helemaal niet online zou moeten geven. Ook al gebeurt dat in het mbo nu wel. “Het is niet prettig om fragmenten van jouw les en jezelf ongevraagd online terug te zien. Beeldmateriaal kan uit zijn verband worden gerukt en op sociale media een eigen leven gaan leiden.” Hij pleit er daarom voor om op het mbo burgerschap als een praktijkvak te behandelen. Dat betekent dat leerlingen ervoor naar school komen. “Dan kun je elkaar in de ogen kijken en niet stiekem filmpjes maken.”

Meer weten?

Blijf op de hoogte

Vandaag in je mailbox. Morgen toe te passen in de klas. Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en ontvang praktische tips, actuele informatie en ideeën voor jouw dagelijkse onderwijspraktijk.