Hoe kun je leerlingen intrinsiek motiveren?
onderzoek
po vo

Hoe kun je leerlingen intrinsiek motiveren?

Veel leerlingen leren op school omdat het moet. Maar leerlingen die leren omdat zij dat zelf graag willen, leren diepgaander en zullen ook bij een volgende taak gemotiveerder uit zichzelf aan de slag gaan. In dit artikel lees je negen tips om van ‘moetivatie’ motivatie te maken.

De motivatie van Nederlandse leerlingen blijkt relatief laag in vergelijking met leerlingen uit andere landen. Er is sprake van zogenaamde ‘moetivatie’ en minder van autonome motivatie, terwijl dat laatste zorgt voor diepgaander leren, meer inzet en welbevinden, en betere leeruitkomsten op de lange termijn. Onderzoek laat zien dat het bieden van autonomie en structuur een effectieve manier is om de intrinsieke motivatie van leerlingen te verhogen. Door duidelijke verwachtingen te hebben van je leerlingen voelen ze zich competent. Daarnaast kun je leerlingen meer autonomie geven door ze inspraak te geven en keuzes te bieden.

Leerproces inzichtelijk maken

Uit ander onderzoek blijkt dat leraren met een leergerichte aanpak in plaats van een prestatiegerichte aanpak bijdragen aan de autonome motivatie van leerlingen. Een leergerichte aanpak houdt in dat toetsen gezien worden als middel om het leerproces inzichtelijk te maken en niet als doel op zich. De nadruk ligt op getoonde inzet en de mate waarin iedere leerling vooruit gaat. Het combineren van structuur met autonomie-ondersteuning en een leergerichte aanpak creëert voor alle leerlingen, ongeacht prestatieniveau en achtergrond, de meest optimale condities voor autonome motivatie.

Negen tips om leerlingen te motiveren

Vanuit het onderzoek naar het motiveren van leerlingen met verschillende achtergronden zijn negen tips geformuleerd:

  1. Sluit aan bij de belevingswereld van leerlingen als je iets uitlegt. Maak duidelijk wat het belang is van het uitvoeren van opdrachten.
  2. Gebruik informatieve taal in plaats van dwingende taal door bijvoorbeeld  woorden als ‘moeten’ te vermijden.
  3. Geef leerlingen de mogelijkheid om zelf te kiezen, bijvoorbeeld of ze deelnemen aan de instructie van een opdracht, welke opdracht ze willen uitvoeren, met wie ze een opdracht uitvoeren, in welke volgorde ze opdrachten uitvoeren, etc.
  4. Verplaats je in de leerlingen en voorzie of er weerstand kan ontstaan. Vraag naar de wensen en meningen van leerlingen en speel hierop in.
  5. Leg geen nadruk op cijfers. Gebruik toetsen en cijfers als middel om te reflecteren. Het cijfer is geen doel op zich, maar een middel om het leerproces en de groei van een leerling in kaart te brengen.
  6. Richt je op de individuele vooruitgang en inzet van leerlingen. Stel de werkhouding en inzet van leerlingen aan de orde in plaats van hun prestaties en refereer aan individuele vooruitgang.
  7. Bied structuur op autonomie-ondersteunende wijze. Communiceer duidelijke verwachtingen, hanteer deze consequent en bied inhoudelijke ondersteuning. Door tegelijkertijd keuzes te bieden en de relevantie uit te leggen wordt structuur autonomie-ondersteunend.
  8. Ga er vanuit dat elke leerling gemotiveerd is, ongeacht zijn achtergrond. Benader leerlingen vanuit het idee dat iedereen van nature nieuwsgierig is en nieuwe dingen wil leren.
  9. Differentieer in de mate van structuur die je biedt. Iedere leerling heeft baat bij autonomie-ondersteuning, maar de ene leerling heeft meer houvast nodig dan de andere leerling. 

Meer weten?

Blijf op de hoogte

Vandaag in je mailbox. Morgen toe te passen in de klas. Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en ontvang praktische tips, actuele informatie en ideeën voor jouw dagelijkse onderwijspraktijk.