Werken aan een rijke woordenschat met woordclusters
praktijk
po

Werken aan een rijke woordenschat met woordclusters

Op basisschool Samenspel krijgen leerlingen nieuwe woorden aangeleerd in clusters van twee, drie of vier woorden die een relatie met elkaar hebben. Woorden worden namelijk het beste onthouden als je ze in samenhang met andere woorden aanbiedt. Bekijk hoe je zelf woordclusters kunt maken.

  • Deze video kan worden embed

Basisschool Samenspel in Amsterdam werkt al jaren met de aanpak ‘Met woorden in de weer’ om de woordenschat van de leerlingen te vergroten. Een uitgebreide woordenschat is immers belangrijk om te kunnen leren. Lerares Maritza Rietdijk vertelt hoe ze werkt met woordclusters in groep 6. De leerlingen leren in korte woordleermomenten snel veel nieuwe woorden, blijkt uit de video. Snel en effectief, vinden de leraren die zelf de woordclusters maken en het didactisch model van de viertakt als basis nemen.

Zelf woordclusters maken

Leraren zijn getraind om zelf woordclusters te maken en ze op de juiste manier aan te bieden aan hun leerlingen. Eenmaal ontworpen woordclusters kunnen makkelijk hergebruikt worden. In het begin maakten leraren zo’n vier keer per week nieuwe woordclusters. In de methode of planning staan aanwijzingen over woorden die op een bepaald moment nodig zijn. Een leraar besteedt in de praktijk elke dag zo’n tien minuten aan een woordcluster.

Woordclusters kun je in beeld brengen met verschillende woordwebstructuren, zoals de woordspin, woordparachute, woordkast of woordtrap. Bij voorkeur zijn de woorden voorzien van een afbeelding of een foto.  

  • Een woordspin maak je door vrij te associëren rondom een hoofdbegrip; alle woorden in een woordspin hebben een relatie met elkaar
  • In een woordparachute verzamel je woorden van dezelfde (sub)categorie
  • De woordkast wordt gebruikt bij tegenstellingen (groot-klein of dag-nacht)
  • De woordtrap laat zien dat er sprake is van een opeenvolging of overtreffende trap (fluisteren, praten, roepen, schreeuwen)

De viertakt als didactisch model

De leraar kiest zelf de woorden, de volgorde, de clustering en de manier waarop leerlingen ze oefenen. Dit kunnen woorden zijn uit de taalmethode, de methode voor wereldoriëntatie of vanuit het thema waaraan gewerkt wordt. Er is veel aandacht voor het uitbeelden, uitleggen en uitbreiden van nieuw te leren woorden. Bij het aanbieden van woordclusters wordt het didactisch model van de viertakt als basis gebruikt. Deze bestaat uit vier stappen:

  1. Voorbewerken: leerlingen warm maken voor de nieuwe woorden
  2. Semantiseren: het verhaal vertellen waarin de woorden passen, nieuwe woorden zeven keer herhalen
  3. Consolideren: de leerlingen gebruiken zelf de woorden, bijvoorbeeld met een spel
  4. Controleren: de leraar controleert welke woorden de leerlingen beheersen en introduceert nieuwe woorden

Meer weten?

Blijf op de hoogte

Vandaag in je mailbox. Morgen toe te passen in de klas. Schrijf je in voor onze nieuwsbrief en ontvang praktische tips, actuele informatie en ideeën voor jouw dagelijkse onderwijspraktijk.